Pakistan moet beloften aan EU over godsdienstvrijheid nakomen
De EU moet de handelsvoordelen voor Pakistan afbouwen, als dat land niet serieus werk maakt om de vervolging van christenen tegen te gaan. De recente geweldsuitbarstingen in de stad Jarnwala deze zomer, maken helaas pijnlijk duidelijk dat Pakistan nog veel te weinig doet op het gebied van de vrijheid van godsdienst.
Op 16 augustus werden in een christelijke wijk van Jaranwala twintig kerken en tientallen woningen vernield door een woedende menigte. Deze vernielingen en brandstichtingen in Pakistan ontstonden na geruchten over heiligschennis van een koran.
In het Europees Parlement ben ik in gesprek geweest met Pakistaanse christenen over de blasfemiewetten (verbod op godslastering) in hun land, die in de praktijk veelal worden misbruikt om christenen onder druk te zetten.
Pakistan verdient miljoenen door gunstige handelsvoordelen met Europa (het land maakt deel uit van het zogeheten GSP+-programma), maar moet daarvoor wel aan verschillende verplichtingen voldoen. Zo moet Pakistan onder andere de vrijheid van godsdienst waarborgen. Dat gebeurt echter nog veel te weinig. Dit najaar komt de Europese Commissie met een evaluatie van het GSP+-programma met Pakistan. Naar aanleiding van deze evaluatie zal ik de Commissie om tekst en uitleg vragen over hoe de handelsvoordelen zich verhouden tot de schendingen van het recht op godsdienstvrijheid.